Stopwoorden

  • Bericht auteur:

Het wordt weer eens tijd voor een overzichtje van de meest gebruikte stopwoorden van deze tijd. Het zijn weinig tot niets zeggende zinnen­vullers, die bij sommige toehoorders ergernis kunnen opwekken, maar die voor de spreker wel een functie vervullen.

Stopwoordjes – wie gebruikt ze niet? Ze geven een herkenbare structuur aan een zin, je kunt nog een paar seconden langer nadenken over het antwoord dat je aan het geven bent, je kunt je eigen bewering ermee relativeren en je zin wordt lekker gevuld. Een soort taalbotox, zeg maar.
Juist, dat was het eerste stopwoord! Daar gaan we mee van start.

Zeg maar-zeggers: gebruiken dit tussenwerpsel wanneer zij iets beweren of omschrijven waarvan ze vermoeden dat de toehoorder het wellicht overdreven vindt of het niet goed zal begrijpen. Het excuus voor de bewering wordt er gemakshalve meteen bij gegeven. Zie bovenstaand voorbeeld. Een sterkere vorm van zeg maar is: ik zeg maar wat. Vaak gehoord bij interviewers die hun gesprekspartner willen laten reageren op een voorbeeld, maar daar geen discussie over willen, want het is maar een voorbeeld.

Ik zal maar zeggen-zeggers: gebruiken deze formulering om even tijd te winnen voor het volgende deel van hun zin waar ze nog niet helemaal uit zijn.

Een beetje-zeggers: willen niet te hard overkomen of
willen niet te veel eisen van de ander (‘kan het nog een beetje beter?’)

Eigenlijk-zeggers: zeggen daar meestal eigenlijk niets mee; ze hadden eigenlijk net zo goed een ander woord­je kunnen gebruiken, want waar gaat het nou eigenlijk om? Toch gewoon eigenlijk om aan het woord te blijven?

Eigenlijk-zeggers: zeggen daar meestal eigenlijk niets mee; ze hadden eigenlijk net zo goed een ander woord­je kunnen gebruiken, want waar gaat het nou eigenlijk om? Toch gewoon eigenlijk om aan het woord te blijven?

Heel erg-zeggers: willen extra nadruk geven aan hetgeen ze beweren, maar zeggen doorgaans zo vaak heel erg dat het zijn functie verliest (‘ik ben heel erg van mening dat het zo niet langer kan’; ‘dat heeft heel erg twee kanten’; ‘Jeff Koons is heel erg iets van nú’)

-zeggers: gebruiken dit korte stopwoordje midden in wat langere zinnen in een betoog, waarmee ze nog voordat ze zijn uitgesproken een soort bevestiging, hè, van de toehoorder vragen. Het woordje staat dan in het kort voor: ‘u zult het toch met mij eens zijn, hè’. Komt veel bij vrouwelijke sprekers voor.

Best-wel-zeggers: omfloersen graag hun mededelingen, vaak in combinatie met andere stopwoordjes met hetzelfde effect. Je hoort dan zelfs stapelingen als: ‘ik ben eigenlijk best wel een beetje heel erg moe, zeg maar’.

Komt dit alles u niet direct bekend voor? Luister dan eens een dagje naar Radio 1 en hou een turflijstje bij! Daarna spreken wij elkaar weer, zal ik maar zeggen.

taalisman@xs4all.nl