In de Bijlmer worden veel talen gesproken. Toen Surinamers er in de jaren zeventig neerstreken, konden zij met het Nederlands doorgaans uit de voeten. Daarna volgden anderen, voor wie Nederlands onbekend was. Als gevolg daarvan zie je nu op veel plekken dat het Engels als volwaardig alternatief wordt aangeboden. Maar er is meer.
Waar verschillende talen naast elkaar gebruikt worden zie je ook mengtalen verschijnen, vooral door toedoen van jongeren. Zij jongleren erop los met woorden uit de talen die ze om zich heen horen en maken er een eigen mix van. Meestal wordt die aangeduid met de term ‘straattaal’. In de Bijlmer heeft die jongerentaal een eigen naam: het Smibanees. Huh?
Wie die naam niet kent moet twee stappen zetten om hem te begrijpen. 1) De bijnaam voor de Bijlmer is ‘Bims’. 2) Als je dat omdraait krijg je ‘Smib’. En in de Smib spreken sommigen dus: Smibanees. De associatie van dat woord met een taal is gauw gelegd; het lijkt immers sterk op ‘Libanees’ of ‘Ghanees’. Van die laatste taal bevat het Smibanees ook elementen.
Gemakkelijk is het Smibanees voor een buitenstaander niet. In de eerste plaats niet omdat veel woorden uit vreemde talen afkomstig zijn. Verder worden die woorden nogal eens omgedraaid gebruikt (net als bij ‘Bims’), wat de herkenbaarheid verkleint. En ten slotte is de woordenschat nogal instabiel: woorden komen en gaan en ze kunnen snel van betekenis veranderen of verschillende betekenissen naast elkaar hebben. Een hele toer dus om deze taal goed te begrijpen.
Het Smibanees heeft als taal van een subcultuur wel wat weg van het Bargoens, de geheimtaal van mensen aan de rand van de maatschappij. Die communiceer-den met elkaar via woorden die de doorsneeburger niet kende, wat zo zijn voordelen had. Sommige van die Bargoense woorden drongen ook wel door tot de ‘boventaal’. Van Dale noemt als voorbeel den ‘mafkees’, ‘koter’, ‘noppes’.
Hoewel het Smibanees dus aan constante verandering onderhevig is – veel sneller dan ‘officiële talen’ in ieder geval – zijn er toch initiatieven gekomen om het vast te leggen.
In 2017 verscheen het Smibanese woordenboek, samengesteld door kunstenaarscollectief Smib Worldwide uit de Bijlmer, waarbij ‘Prof. Soortkill’ (1993) als auteur geldt (die naam, soort kill, schijnt te staan
voor ‘type jongen’, in het Smibanees uiteraard). Het boek beleefde zowaar drie drukken. In 2019 verscheen een versie 2.0.
Het blad OnzeTaal besteedde er begin dit jaar aandachtaan. Daarin noemde Prof. Soortkill de mengtaal Smibanees een “sociaal akkoord op taalniveau tussen de eerste generaties die in de Bijlmer geboren zijn”. Ook Het Parool publiceerde in augustus jl. een interview met de auteur, die tevens in de NRC een column heeft. Dat betekent dat Soortkill zich inmiddels al aardig in de kijker heeft gespeeld in de wereld van het Standaardnederlands. De Bijlmer wint aan prestige.
Inmiddels wilt u natuurlijk wel een paar voorbeelden hebben uit de Smibanese woordenschat. Wel, een bossie is een kus; faka: alles goed? Lebben = bellen en nakken! betekent: ophouden! En dat ga ik meteen ook doen.
Lees verder…
– alfabetisch overzicht van straattaal
– meer over Smibanees
– de voorbeelden